onderwijs van de toekomst
Verkennend onderzoek naar een gedifferentieerd personeelsbestand in de basisschool
Minister Pascal Smet maakte bij zijn aantreden in 2010 het loopbaandebat tot een van zijn prioriteiten. Het zou een debat worden zonder taboes. De opstart van het werkelijke debat heeft even geduurd, maar woedt nu toch in alle hevigheid. Niet alleen de vele besparingsoperaties door de heersende crisis, maar ook het nijpend tekort aan leerkrachten basisonderwijs, 20 000 leerkrachten tegen 2020 (Lesaffer & Tegenbos, 2011), moet ons anders over onderwijsorganisatie doen nadenken.
Onderwijs is lang geassocieerd geweest met een leraar voor een klas, een leraar die vooral praat en leerlingen die luisteren. Het lesgeven is tot nu toe een geïsoleerde bezigheid van één gediplomeerd individu. Maar dit model van leraar voor de klas staat onder druk omdat het niet meer beantwoordt aan de noden van de huidige samenleving. De klas van de toekomst wordt een leeromgeving als knooppunt van kennis en sociale interactie, waarbij de leraar het middelpunt is van deze clusters. Door deze nieuwe coöperatieve manier van lesgeven kan men de inzetbaarheid van leraren verhogen. Waarbij de inzetbaarheid in het huidig loopbaandebat gaat over zowel de instroom van andere soorten leraar in het basisonderwijs, als de uitstroom naar andere onderwijsniveaus. De basisschool van de toekomst zou een meer gedifferentieerd lerarenkorps kunnen gebruiken. Inzake kwalificaties van onderwijzend personeel is het bijvoorbeeld een optie om naast bachelors ook masters en personeelsleden op niveau secundair of assistent leerkrachten (HBO5) in te schakelen bij het geven van instructie.
In haar opiniestuk over het loopbaandebat, haalt Desplenter (2011) een aantal thema’s aan waaronder een multidisciplinair team, het verder professionaliseren van de leraren tijdens hun loopbaan. Ook het VVKaBaO (Van den Brande, 2012) pleit voor een gemengd lerarenteam waar een mix is tussen master-bachelor, zodat er een gerichte en wederzijdse beïnvloeding kan ontstaan. Eén van de voordelen hiervan is dat wetenschappelijke inzichten dichterbij de praktijk van de leraar in de klas komen, waardoor het reguliere basisonderwijs een kwalitatieve sprong zou kunnen maken.
Ook de discussie rond de kennis van het Frans bij de leerkrachten lager onderwijs zou hier onder passen. Er gaan steeds meer en meer stemmen op om Frans door gespecialiseerde leerkrachten te laten onderwijzen. Vanuit het idee dat de onderwijzers niet langer alle vakken moeten geven, maar zich eerder moeten richten op vakken waar ze sterk in zijn of die ze graag geven. Waardoor bijvoorbeeld ook de vroegere regenten of masters hun plaats krijgen binnen de basisschool (klasse, 2011).
Dit onderzoek wordt gefinancierd met de middelen van projectmatig wetenschappelijk onderzoek van de Arteveldehogeschool.
Het loopt van 1 februari 2013 tot 31 januari 2014
contactpersoon:Katrijn Pools (projectleider)
Minister Pascal Smet maakte bij zijn aantreden in 2010 het loopbaandebat tot een van zijn prioriteiten. Het zou een debat worden zonder taboes. De opstart van het werkelijke debat heeft even geduurd, maar woedt nu toch in alle hevigheid. Niet alleen de vele besparingsoperaties door de heersende crisis, maar ook het nijpend tekort aan leerkrachten basisonderwijs, 20 000 leerkrachten tegen 2020 (Lesaffer & Tegenbos, 2011), moet ons anders over onderwijsorganisatie doen nadenken.
Onderwijs is lang geassocieerd geweest met een leraar voor een klas, een leraar die vooral praat en leerlingen die luisteren. Het lesgeven is tot nu toe een geïsoleerde bezigheid van één gediplomeerd individu. Maar dit model van leraar voor de klas staat onder druk omdat het niet meer beantwoordt aan de noden van de huidige samenleving. De klas van de toekomst wordt een leeromgeving als knooppunt van kennis en sociale interactie, waarbij de leraar het middelpunt is van deze clusters. Door deze nieuwe coöperatieve manier van lesgeven kan men de inzetbaarheid van leraren verhogen. Waarbij de inzetbaarheid in het huidig loopbaandebat gaat over zowel de instroom van andere soorten leraar in het basisonderwijs, als de uitstroom naar andere onderwijsniveaus. De basisschool van de toekomst zou een meer gedifferentieerd lerarenkorps kunnen gebruiken. Inzake kwalificaties van onderwijzend personeel is het bijvoorbeeld een optie om naast bachelors ook masters en personeelsleden op niveau secundair of assistent leerkrachten (HBO5) in te schakelen bij het geven van instructie.
In haar opiniestuk over het loopbaandebat, haalt Desplenter (2011) een aantal thema’s aan waaronder een multidisciplinair team, het verder professionaliseren van de leraren tijdens hun loopbaan. Ook het VVKaBaO (Van den Brande, 2012) pleit voor een gemengd lerarenteam waar een mix is tussen master-bachelor, zodat er een gerichte en wederzijdse beïnvloeding kan ontstaan. Eén van de voordelen hiervan is dat wetenschappelijke inzichten dichterbij de praktijk van de leraar in de klas komen, waardoor het reguliere basisonderwijs een kwalitatieve sprong zou kunnen maken.
Ook de discussie rond de kennis van het Frans bij de leerkrachten lager onderwijs zou hier onder passen. Er gaan steeds meer en meer stemmen op om Frans door gespecialiseerde leerkrachten te laten onderwijzen. Vanuit het idee dat de onderwijzers niet langer alle vakken moeten geven, maar zich eerder moeten richten op vakken waar ze sterk in zijn of die ze graag geven. Waardoor bijvoorbeeld ook de vroegere regenten of masters hun plaats krijgen binnen de basisschool (klasse, 2011).
Dit onderzoek wordt gefinancierd met de middelen van projectmatig wetenschappelijk onderzoek van de Arteveldehogeschool.
Het loopt van 1 februari 2013 tot 31 januari 2014
contactpersoon:Katrijn Pools (projectleider)